Guduyábu

for mixed choir a capella
2003


Track Record


Program Notes

Guduyábu is gebaseerd op het scheppingsverhaal van de Aboriginals uit Australië. De opeenvolgende episodes worden geëvoceerd in klanknabootsingen die muzikaal verwerkt worden volgens procédés die in hun zuiver vocale traditie veelvuldig voorkomen. De tekst klinkt hierdoor nogal aboriginees, maar heeft absoluut geen enkele betekenis. Ze is enkel gekozen omwille van haar klank. Dit effect wordt nog versterkt door het gebruik van een authentieke toonschaal en veelvuldige typische stemtechnieken.

Op deze manier wil Guduyábu hulde brengen aan de schitterende visie van de Aboriginals op het ontstaan van onze goede oude planeet Aarde.

Veel luisterplezier.

Peter Swinnen

Guduyábu (De gezongen aarde, scheppingsverhaal van de Aboriginals, Australië)

m, y, a, n, y, e, o...

In den beginnen was de Aarde een eindeloze en donkere vlakte, gescheiden van de lucht en van de grijze zoute zee en gehuld in een schimmig schemerduister. Er waren geen Zon, geen Maan en geen Sterren.

De enige markante punten op het Aardoppervlak waren hier en daar holten, die op een dag waterpoelen zouden worden. Er waren geen dieren en geen planten, maar rond de waterpoelen bevonden zich weke massa’s materie: klonters oersoep - zonder geluid, zonder zicht, zonder adem, niet wakker en niet slapend - die elk de geest van leven bevatten of de mogelijkheid om mens te worden.

a-i-o-u-e

Ergens ver weg woonden de Luchtbewoners: wezens met de zorgeloosheid van de jeugd, met een menselijke gedaante maar de poten van emoes en gouden haar glinsterend als spinnenwebben in de ondergaande zon, leeftijdloos en nooit ouder wordend, wezens die sinds de eeuwigheid huisden in hun groene, waterrijke paradijs aan gene zijde van de Westelijke Wolken.

m, y, n...

In tegenstelling tot de Luchtbewoners waren de Ouden nooit jong geweest. Het waren kreupele, afgeleefde grijsaards met knoestige ledematen en ze hadden eeuwenlang in afzondering liggen slapen.

Onder de aardkorst twinkelden de sterrenconstellaties, scheen de Zon, waste en kromp de Maan en lagen alle vormen van leven te slapen: het scharlakenrood van een duivelskop, de iriserende glans van een vlindervleugel, de trillende witte snorharen van Oude Man Kangoeroe - sluimerend als zaadjes in de woestijn die moeten wachten op een toevallig langskomende regenbui.

v, z, g, d...

Op de ochtend van de Eerste Dag voelde de Zon de drang om geboren te worden. (Die avond zouden de Sterren en de Maan volgen). De Zon barstte door het aardoppervlak, overspoelde het land met gouden licht en verwarmde de holten waaronder de Voorouders lagen te slapen.

En zo geschiedde het dat op die Eerste Ochtend alle sluimerende Voorouders de warmte van de Zon op hun oogleden voelden drukken en hun lichaam kinderen voelden baren. De Slangenman voelde slangen uit zijn navel kronkelen. De Kaketoeman voelde veren. De Wilgehoutrupsman voelde gewriemel, de Honingmier gekriebel, de Kamperfoelie voelde zijn bladeren en bloemen ontluiken. De Buideldasman voelde buideldasjongen onder zijn oksels spartelen. Alle ‘levende dingen’, elk op zijn eigen geboorteplaats, kropen omhoog naar het daglicht.

Op de bodem van hun holten (die zich nu vulden met water) strekten de Ouden een been, toen hun andere been. Ze schudden hun schouders en strekten hun armen. Ze hesen hun lichaam omhoog uit de modder. Hun oogleden braken open. Ze zagen hun kinderen spelen in de zonneschijn. De modder viel van hun dijen, als de moederkoek van een baby.

ayabamaandaribu, guduminuya, maandabu, maandaribu

Toen, als de eerste kreet van een baby, opende elke Voorouder zijn mond en riep ‘IK BEN!’ ‘Ik ben - Slang... Kaketoe... Honingmier... Kamperfoelie...’ En dit eerste ‘Ik ben!’, deze oerdaad van benoeming, werd vanaf dat moment tot in de eeuwigheid beschouwd als het meest geheime en heilige couplet van het lied van de Voorouder.

De Ouden (nu gekoesterd door de Zon) zetten hun linkervoet naar voren en riepen een tweede naam. Ze zetten hun rechtervoet naar voren en riepen een derde naam. Ze benoemden de waterpoel, de rietkragen, de gombomen - links en rechts riepen ze alle dingen tot leven en verweefden hun namen tot verzen.

De Ouden zongen zich een weg door de hele wereld. Ze zongen de rivieren en gebergten, de zoutpannen en zandduinen. Ze jaagde, aten, bedreven de liefde, dansten en doodden: in hun voetstappen lieten ze een spoor van muziek achter.

mayoniye, m, y, m...

Ze omspanden de hele wereld met een web van gezang; en toen de Aarde tenslotte was gezongen, voelden ze zich moe. Weer voelden ze in hun leden de starre onbeweeglijkheid der Eeuwen. Sommigen zonken in de grond waar ze stonden. Anderen kropen in hun grotten. Weer anderen sleepten zich naar hun Eeuwige Huizen, de voorouderlijke waterpoelen waaruit ze waren geboren.

Allemaal gingen ze terug naar binnen.


Specifications

Duration:ca 6 min 30
Lyrics:Peter Swinnen (2003)
Instruments:Soprani
Alti
Tenori
Bassi

Performance materials

pdf Download the score